De EU en mijn voordeel

Uit ‘Inzicht 2.0’ – Hoofdtuk 6

6. De Europese Unie en mijn voordeel

De EU wordt door critici ervaren als een moloch, te groot, te bureaucratisch, te bepalend, te autoritair, geldverslindend en ook nog eens ondemocratisch. Brussel is ver weg, wat moeten die lui van ons? Weten zij het soms beter? Een dergelijke versimpeling is gevaarlijk en komt helaas voort uit zowel een gebrek aan kennis, als ook aan het ontbreken van een visie. Dit essay poogt iets daarvan te herstellen. 

Het Europese continent werd in de 20e eeuw met twee wereldoorlogen geteisterd door een hardnekkig nationalisme. Dat leidde in 1952 tot het credo ‘Dit nooit weer!’ en de oprichting van de EGKS: Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal. Doel was om toekomstige conflicten over de toegang tot essentiële grondstoffen te vermijden. Deelnemers waren West-Duitsland, Frankrijk, Italië, Nederland, België en Luxemburg. Het werkte en het smaakte zelfs naar meer, er komen landen bij. In 1957 wordt de EEG, de Europese Economische Gemeenschap gevormd. Het is een douane-unie, waarbij ten faveure van de vrijhandel interne heffingen komen te vervallen. Naar buiten wordt een gemeenschappelijke tolmuur opgetuigd. Langzaam groeit het besef dat voor een vrije beweging van goederen binnen de EEG ook een gelijk sociaal speelveld essentieel is. Sterker, het is onvermijdelijk, want je wilt niet dat jouw T-shirt in een buurland door kinderhanden wordt gemaakt. De voor de hand liggende oplossing was om arbeidsvoorwaarden, ARBO voorschriften, productveiligheid, arbeidsmigratie en dergelijke in een afdwingbaar rechtssysteem vast te leggen. Die belangrijke stap werd gezet met de oprichting van de Europese Unie in het verdrag van Maastricht (1992). 

Hoewel deze politieke EU onder Nederlands voorzitterschap vorm kreeg, stemde ruim 10 jaar later in 2005 het Nederlandse volk in een referendum tégen een Europese Grondwet. En nadat ook het Franse volk tegen stemde, was dat definitief van de baan. Het daaropvolgend Verdrag van Lissabon (2009) was een aftreksel en ging minder ver. Bepalingen aangaande de Europese veiligheid, een gezamenlijk buitenlands beleid, juridische- en monetaire zaken, kwamen in Lissabon minder dwingend terug. 

In de jaren daarna werd de EU voortdurend ingehaald door een aantal niet voorziene en ook moeilijk controleerbare ontwikkelingen, onder andere de bankencrisis in 2008. Vanuit populistische hoek werden deze gebeurtenissen toegeschreven aan het disfunctioneren. Echter, het betrof steeds externe oorzaken buiten de EU om: de kredietcrisis, de vluchtelingenstroom, de economische arbeidsmigranten, Rusland en de Krim. Alleen de Griekse euro-schulden-crisis komt voort uit intern falen met voornamelijk gevolgen voor de aangesloten Eurolanden. Hier kan weer tegen worden ingebracht, dat door de eerdere afwijzing van de Grondwet in 2005, de instrumenten ontbraken om de Grieken in het juiste spoor te houden. 

Wat is, wat doet de EU nu precies? Eerst maar een overzichtje. 

De organisatie 

  1. Europees Parlement. In een democratie is het parlement het belangrijkste orgaan, zo ook hier. Het Europees Parlement wordt om de 5 jaar gekozen door de burgers van alle lidstaten. Landelijke politieke partijen hebben zich veelal tot fracties verbonden en trekken samen op. Het Europees parlement kan wetten, richtlijnen en verordeningen aannemen, wijzigen of verwerpen.
  2. De Europese Raad.
    Het hoogste orgaan bestaat uit de regeringsleiders van alle lidstaten, ook wel de Europese Top genoemd. Zij bepalen het beleid, geven de impulsen en stellen prioriteiten vast.
  3. De Raad van Ministers.
    Dit zijn per onderwerp de vakministers van alle lidstaten, waarbij de samenstelling per onderwerp varieert. Er zijn dus diverse ‘Raden van Ministers’, met dien verstande, dat als het een monetaire kwestie betreft, uiteraard alleen de landen van de Monetaire Unie hier deel van uitmaken. De Raad heeft (samen met het Parlement) een wetgevende taak. Hier komen de wetten, verordeningen en richtlijnen vandaan. De lidstaten leveren beurtelings per half jaar de voorzitter.
  4. Europese Commissie.
    Dit is het dagelijks bestuur belast met de uitvoering van de wetten, de controle en het toezicht daarop. De commissie bestaat uit commissarissen, één uit elke lidstaat. De commissie heeft het recht van initiatief en kan dus ook wetten voorstellen. 
  5. De organen; hier ligt het bestuurlijke zwaartepunt van de EU. Er zijn ca 45 agentschappen, opgedeeld in 7 thematische subgroepen, te weten: cultuur en onderwijs (3 agentschappen); economie, energie en interne markt (15x); infrastructuur (5x); gezondheid en sociale zaken (7x) landbouw en milieu (4x); buitenland en defensie (3x); recht en veiligheid (8x).
    Verder beschikt de EU over diplomatieke vestigingen in de hele wereld, is vertegenwoordigd in de Verenigde Naties, WTO (World Trade Organisation), de G8 en de G20. 

Bevoegdheden, de ‘macht van Brussel’. 

Dit is het punt waar veel van de populistisch-nationalistische kritiek zich op richt: die vermaledijde macht van Brussel. De veel gebezigde ‘overdracht van soevereiniteit’ heeft een negatieve ondertoon, maar zonder nuance zegt het niets. Er zijn drie soorten bevoegdheden: de exclusieve-, de gedeelde– en de ondersteunende bevoegdheden. 

Exclusieve Bevoegdheden. 

Hier heeft de EU (Brussel!) het ècht voor het zeggen ten aanzien van regelingen op het gebied van: 

  1. (on)eerlijke concurrentie;
  2. zaken rond het mededingingsrecht; 
  3. het monetair beleid (beperkt tot de Eurozone); 
  4. de douane-unie en de gemeenschappelijke buitengrens; 
  5. de visserij m.b.t. de instandhouding van de vispopulatie;
  6. de gemeenschappelijke handelspolitiek. 

Dit laatste puntje dekt een breed gebied. Naast handelsovereenkomsten, gaat het ook over geldzaken, de juridische implicaties met betrekking tot veiligheid en zekerheid van investeringen en ARBO voorwaarden. We willen nu eenmaal niet dat onze T-shirts door kinderen gefabriceerd worden. Toch?

De Gedeelde Bevoegdheid. 

Hier ligt het zwaartepunt, het is een hele trits van zaken gericht op het scheppen van gelijke voorwaarden voor de interne markt, de economische-, sociale- en territoriale samenhang. Deze bevoegdheden worden uitgegeven als ‘Verordeningen’ of ‘Richtlijnen’, waarbij de lidstaten invloed hebben op de totstandkoming. Een ‘richtlijn’ heeft in tegenstelling tot een verordening, een mate van beleidsvrijheid, waarbij het ‘subsidiariteitsbeginsel’ van toepassing is. Elke populist weet dat natuurlijk wat dat inhoudt: de Unie komt alleen in actie als Europese regelgeving doeltreffender zou zijn dan maatregelen van de afzonderlijke EU-lidstaat. 

De Ondersteunende Bevoegdheid. 

Hier ondersteunt de EU het beleid op gebieden waar de lidstaten het echt zèlf voor het zeggen hebben: het stimuleren, coördineren en subsidiëren van de volksgezondheid (denk aan de Coronapandemie), industrie, cultuur, onderwijs, toerisme, civiele bescherming, administratieve samenwerking, et cetera. 

Wereldspeler?

Hoe belangrijk is de EU eigenlijk? Meningen daarover staan in schril contrast met de feiten. Bij een onderzoekje van De Telegraaf in april 2014 is een vraag: denkt u dat de EU op wereldniveau iets in de melk te brokkelen heeft?’ Hierop zegt 83% dat de EU geen rol speelt. Een behoorlijke misvatting, de EU heeft een binnenlands product van ongeveer 30% van het wereldtotaal en is daarmee leidinggevend. Let wel, in 2014 was Groot-Brittannië nog volwaardig lid. 

Hoe dan ook, door deze gezamenlijke kracht, is de EU heel goed in staat de economie van alle lidstaten te behartigen en wereldwijd op te komen voor het gezamenlijk belang. 

Huishoudboekje

Volgens de populisten is de EU een geldverspilling, maar hoe zit het nu echt met de financiën? Ongeveer 3/4 van de inkomsten wordt opgebracht door de lidstaten gerelateerd aan nationale draagkracht, maar met een maximum van 1,23% van het totale staatsinkomen. Peanuts zou je zeggen en te overzien. De rest komt uit ‘eigen’ middelen zoals invoerrechten, landbouwheffingen en een vast btw-percentage. Voor een indruk, in 2011 was het totale budget ca 130 miljard euro. Is dat veel? Ook dat valt mee. Dat is ongeveer 1% van het BNP, ofwel wat alle lidstaten samen in een jaar produceren. Het is zeker niet veel als je dat vergelijkt met het Nederlandse budget, dat is het dubbele, zo’n 262 miljard. Het nationale budget van alleen al Frankrijk is 800 miljard. De uitgaven vinden grotendeels plaats onder de verantwoordelijkheid van de lidstaten zelf en alles wordt gecontroleerd door de Europese Rekenkamer. Overigens, het oordeel van deze Rekenkamer is nogal eens negatief, er worden fouten gemaakt bij de besteding. Zeker een punt van aandacht. 

Besteding en kosten

Waar gaat al dat geld dan naar toe? Van het budget van 130 miljard gaat het grootste deel, ruim 40%, naar de landbouw en infrastructuur. Dat heeft nog steeds te maken met het zeker stellen van de voedselvoorziening. Dus minder afhankelijk te zijn van Russisch-, Zuid Amerikaans- of Canadees graan. Bij de infrastructuur ligt het zwaartepunt nog steeds op de ontwikkeling van het platteland en arme regio’s. Dat wil zeggen, maatregelen gericht op de ontsluiting van voornamelijk agrarisch achtergebleven gebieden. 

Wat zijn de kosten van de EU-bureaucratie? Er werken ca 55.000 personen bij de Europese instellingen, nog eens zo’n 33.000 bij de Europese Commissie, 6000 bij het Europees Parlement en 16.000 bij overige instellingen en agentschappen. In totaal ca 110.000. Ook hier de vraag, is dat veel? Niet echt en naar verhouding eigenlijk heel weinig. In Nederland met een dubbel hoog budget, werken een miljoen ambtenaren bij het rijk, gemeenten, provincies, waterschappen, onderwijs, politie, defensie, onderzoeksinstellingen en de rechterlijke macht. Helaas is de EU op dit punt niet echt transparant, zo is het exacte aantal medewerkers niet duidelijk. Vanuit euro-sceptische hoek wordt dit onmiddellijk uitgelegd als opzet en het moedwillig verborgen houden. De kosten van administratie, salarissen van ambtenaren en huisvesting zijn ongeveer 10 miljard en dat is 7% van de begroting. Dit is vergelijkbaar met de kosten van een administratie in menige lidstaat. Ter vergelijking, 7% ‘overhead’ is in overeenstemming met wat wij in Nederland acceptabel vinden voor onze liefdadigheidsinstellingen. Kritiek op uitgaven zal er altijd zijn en dat geldt al helemaal voor de reiskosten van het Europees parlement tussen Brussel en Straatsburg. Dat heeft weliswaar een historische oorsprong, maar is eigenlijk achterhaald en verdient dan ook geen schoonheidsprijs. Maar om dan gelijk maar de EU af te wijzen is het kind met het badwater weggooien. 

Wat is dan mìjn voordeel

Tenslotte de hamvraag: wat kost de EU mij persoonlijk en wat krijg ik ervoor terug? Als je de Nederlandse bijdrage omrekent naar een bedrag per burger, kom je uit op ongeveer euro 425,00 per persoon per jaar; hou dat maar even vast.
Wat levert de EU mij op? Wat zijn de baten? De Duitse Bertelsmann Stichting heeft een berekening gemaakt van het voordeel per hoofd van de bevolking per jaar (de link staat op mijn website www.ybo.nl). Het onderzoek vond plaats in 2016 en strekte zich uit over 250 Europese regio’s. Het maakt wel degelijk uit waar je woont, voor mij is dat de provincie Noord-Holland. Mijn persoonlijk voordeel is euro 1822,00 per jaar. Dank u. Voor de rest van Nederland is het niet veel anders. Dit voordeel is het gevolg van de vrije interne markt en handel zonder grenzen. Het meevallertje is niet direct zichtbaar in de portemonnee en als het niet gezien wordt, bestaat het niet. Als je de kosten euro 425 aftrekt is het voordelig saldo nog altijd pakweg euro 1400,00. Per persoon per jaar. Al was het de helft. 

Ik schreef dit essay in het voorjaar van 2017. De cijfers zijn voor over de daaraan voorafgaande jaren en kunnen nu anders liggen. Afgezien van de meetbare toegenomen welvaart, zijn er nog een tweetal zwaarwegende zaken om de EU te koesteren. 

Ten eerste. We leven in een geglobaliseerde wereldmarkt. Handel, geldstromen en arbeidsmigratie laten zich niet of moeizaam kanaliseren. Geld is als water, het zoekt de weg van de minste weerstand. Belangen, machtsstructuren zijn wereldwijd verweven, onze gepensioneerden zijn afhankelijk van beleggingen in economieën aan de andere kant van de wereld, bedrijven als Google en Apple zijn groter dan nationale staten, het globaliseringsproces is niet meer te stoppen. Je kunt het ook zo zeggen: de EU is voor Nederland en voor Europa de best mogelijke manier om nog enigszins de globalisering te kanaliseren. De geschiedenis wijst uit dat samenwerking en solidariteit ons als mensheid verder brengt. Het sluiten van grenzen en ons terugtrekken achter de dijken zal een achterstand betekenen.
Ten tweede wil ik nogmaals refereren aan de eerste alinea en de woorden: ‘dat nooit meer!’ Wellicht de allergrootste verdienste van de Europese samenwerking is dat we al meer dan 75 jaar in vrede leven. 
=

Hier is de link naar het onderzoek van de BertelsmanStitung
Scroll en klik op de kaart jouw regio aan en zie je persoonlijk voordeel per jaar!

Terug naar   INZICHT 2.0 

Terug naar Home / Blogs