Inhoudsopgave

“Waarom mensen denken en doen
zoals mensen denken en doen”

 

– Over de hoofdstukken

Hoofdstuk 1:  ‘Tijd en Plaats’ is een persoonlijke getuigenis. Het laat zien hoe de naoorlogse zuilensamenleving ongemerkt overging in het neoliberalisme. Het denken en doen veranderde in een betrekkelijk kort tijdsbestek. Velen zullen de overgang van solidariteit naar individualisme herkennen. 

Hoofdstuk 2: ‘Voortschrijdend Inzicht’. Kan een op groei gebaseerde economie altijd maar blijven doorgaan? Waar ligt de grens? Om te begrijpen waar we als mensheid staan op de tijdlijn, is overzicht nodig en vooral een visie die uitstijgt boven zintuiglijke waarneming. Dat illustreert direct al waar het in het menselijk denken en doen soms mis gaat: instincten versus kennis. Een bruikbare methodiek is de sociogenese, dat wil zeggen nagaan hoe sociale verschijnselen, inclusief ons denken en doen zich in de tijd hebben ontwikkeld. 

Hoofdstuk 3: ‘Waarom mensen denken’, is een opfriscursus over het principe van de ‘survival of the fittest’. Organismen die zich het beste kunnen aanpassen, hebben de grootste kans om hun genen door te geven. Heel bijzonder, bij mensen ging het niet om een fysieke aanpassing, maar om een intellectuele mutatie. Voorzien van een geheugen konden de overlevingskansen aanzienlijk worden verbeterd. Het dagelijks overleven en het langetermijn voortbestaan zouden in balans moeten zijn. Echter, in het neoliberale denken en doen ligt een eenzijdige nadruk op het korte termijn consumeren. De mensheid dreigt door het permanent bevredigen van instinctieve behoeften slachtoffer te worden van zijn eigen kortetermijnvisie.
Die les van dit hoofdstuk: het samenleven met heel veel anderen werd evolutionair niet aan mensen meegegeven, we moeten het telkens opnieuw leren. Hoe we dat doen hangt af van tijd en plaats. Als ik in Afghanistan was geboren had ik een ander wereldbeeld en een andere levenswijze gehad.

Hoofdstuk 4: ‘Intellectuele Omslagmomenten’. Hier worden drie gebeurtenissen behandeld die het denken en  het doen  hebben veranderd. Na de Landbouwrevolutie zo’n 10.000 jaar geleden hoefden mensen, van nature migranten, niet meer achter hun voedsel aan. Het tweede omslagmoment is het ontstaan van de monotheïstische religies. Door een gedeelde zingeving, zeg maar de Tien Geboden, kunnen nu heel veel meer mensen op die ene plek samenleven. Het derde omslagmoment is de Verlichting met aan het einde van de 18e eeuw de introductie van democratie. Men hoefde niet meer terug te vallen op overlevingsinstincten zoals vechten, vluchten of schuilen. Burgers hebben nu de mogelijkheid tot zelfbestuur. Echter, democratie stelt eisen: participatie, kennis en dus ook nadenken over solidariteit en samenleven. Ook dit zijn zaken die mensen niet automatisch meekrijgen en alsnog moeten leren.  

Hoofdstuk 5: ‘Hoe mensen denken’ onderzoekt we hoe het bij de geboorte nog lege brein wordt gevuld. Aan de hand van gedragstheorieën zien we hoe mensen kwetsbaar zijn voor beïnvloeding. In extreme gevallen zijn normale mensen tot gruweldaden in staat, ook u en ik. 

Hoofdstuk 6: ‘Tijd en Plaats: het Neoliberalisme’. Dit hoofdstuk sluit aan bij het eerste hoofdstuk ‘Tijd en Plaats’. Het is essentieel om te begrijpen in wat voor wereld we leven. Het neoliberalisme is gebaseerd op groei en  is daarom uiteindelijk zelfdestructief; het pleisters plakken gaat op den duur niet meer helpen.
Het neoliberalisme en democratie zijn elkaars tegenpolen. In het neoliberalisme gaat het om het eigen belang, democratie is daarentegen gebaseerd op een gezamenlijk belang.
Het ingebakken neoliberale credo van ‘beter en meer’ leidt tot permanente ontevredenheid en dat is een voedingsbodem voor extreem- en radicaal rechts. Populisten misbruiken de democratie om een eigen belang door te drukken.

Hoofdstuk7: ‘Terugval op instincten’. Onze tijd eist vaardigheden die we van nature niet hebben. Problemen ontstaan als opvoeding en onderwijs tekortschieten, dan wordt gemakkelijk teruggevallen op primitief gedrag. De kenmerken daarvan zien we terug bij extreem en radicaal rechts:
– sociaal darwinisme, neiging tot sociale ongelijkheid en gebrek aan empathie leiden tot agressie en geweld 
– het kortetermijndenken (bij de primitieve mens was dat tot aan de eerstvolgende maaltijd)
– planloosheid leidt tot normloosheid
– angst voor vreemden (+ het vreemde) en territoriumdrang
– de gevoeligheid voor nepnieuws (de mens is een vluchtdier)
– testosteron bij mannen fungeert als katalysator.

Hoofdstuk 8: ’Een Vierde Intellectuele Omslagmoment?’. Zijn de primitieve oprispingen in het denken en doen wel voldoende gekanaliseerd? Of is het menselijk brein nog onvoldoende ontwikkeld om ons eigen voortbestaan te waarborgen? Als we kunnen achterhalen waar ongewenst gedrag vandaan komt, zouden we er iets aan kunnen doen en wellicht een ‘Vierde Intellectueel Omslagmoment’ kunnen realiseren gericht op het langetermijn voortbestaan. Dit vraagt om een bewustwordingsproces waarin we inzien dat solidariteit en samenwerking noodzakelijk zijn, dat we moeten overstappen op een circulaire economie en het belang van een goed functionerende democratie begrijpen. Het denken over al deze zaken wordt niet automatisch aan mensen meegegeven, we moeten het leren: in de opvoeding, door opleiding en via de omgevingsfactoren. 

De laatste alinea in dit laatste hoofdstuk, ‘de noodzakelijkheid van burgerschapsonderwijs’ is in feite  een manifest. Het is een pleidooi voor een upgrade van het onderwijs gericht op het langetermijnvoortbestaan van de mensheid. 

Verwijzingen: Na de hoofdstukken zijn ter ondersteuning en verduidelijking Verwijzingen opgenomen.

Terug naar: Boek – Waarom mensen denken en doen 

Terug naar: Homepage